Ontwikkelingshulp (in bewerking)

 

 

Ontwikkelingshulp, een inleiding

Ontwikkelingshulp en samenleving

Hulp aan Malawi

Stop ontwikkelingshulp

Hulpverlening en liefdadigheid

 

Ontwikkelingshulp, een inleiding

 

Ontwikkelingshulp heeft tot doel om vanwege de internationale ongelijkheid arme landen met financiële middelen te ondersteunen, te adviseren, technisch te helpen en bij te dragen aan betere leefomstandigheden van de kwetsbare bevolking. Voor dat doel doneren rijkere landen jaarlijks miljarden dollars aan derdewereldlanden om projecten te financieren, onder anderen voor gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur. Het is meer dan alleen geld sturen en ondersteunen; het is ook een investering in een rechtvaardigere, veiligere en duurzamere toekomst voor de bewoners.

 

Het tastbare resultaat van ontwikkelingshulp is de verbetering van de toegang tot basisvoorzieningen in arme landen. Door die hulp kunnen miljoenen kinderen gevaccineerd worden tegen dodelijke ziektes, kunnen moeders veilig bevallen en krijgen meisjes vaker de kans om naar school te gaan. De hulp draagt bij aan een hogere levensverwachting en betere kansen voor iedereen, nu en voor toekomstige generaties. De ontwikkelingshulp is ook bedoeld voor het ontwikkelen van lokale economieën zoals het investeren in infrastructuur, landbouw en in kleine ondernemingen zodat inwoners een eigen inkomen kunnen verdienen. Verder voor het ondersteunen van duurzame projecten zoals zonne-energie, herbebossing en klimaatvriendelijke landbouw. Dit maakt landen weerbaarder tegen natuurrampen en draagt bij aan wereldwijde klimaatdoelen.

De beschikbaarheid van de basisbehoeften en de onafhankelijkheid heeft positieve effecten op de politieke stabiliteit, goed bestuur, de rechtsstaat en voorkomt conflicten en migratie.

 

Ontwikkelingshulp en samenleving

 

Een van de meest genoemde nadelen van ontwikkelingshulp is de afhankelijkheid bij het onafgebroken ontvangen van hulp in de vorm van voedsel, medicijnen of geld. In dat geval wordt ontwikkelingshulp al snel gezien als een permanente, betrouwbare en consistente bron van inkomsten voor onbepaalde tijd en de oorzaak dat overheden en burgers het gevoel verliezen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun ontwikkeling. In plaats van te investeren in eigen landbouw, economische groei en een zelfredzame samenleving met een billijk belastingsysteem valt men door het permanent karakter liever terug op externe hulpbronnen wat een duurzame ontwikkeling ondermijnt.

 

Een ander negatief effect is de verstoring van de lokale markt. Als boeren en ondernemers niet meer kunnen concurreren tegen goedkoop geïmporteerde goederen, verliezen zij hun inkomstenbron. Hulp kan hierdoor onbedoeld banen kosten en de economische groei tegenwerken.

 

Bovenal bestaat de mogelijkheid dat het gratis geld in corrupte handen komt. Met name in landen met een zwakke overheidsstructuur komen hulpfondsen in de zakken van politici. In plaats van een beter wegennet of internet voor iedereen, komt het geld door machtsmisbruik in luxe villa’s en buitenlandse bankrekeningen.

 

Ontwikkelingshulp is zeker niet altijd onbaatzuchtig. Ontwikkelingshulp wordt ook gebruikt als politiek instrument door voorwaarden te stellen en voor uitbuitend economische gewin ten koste van de soevereiniteit van het derdewereldland. Rijke landen genieten de luxe van milde regelgevingskaders en ruime fiscale ruimte. Van hun kant worden Afrikaanse landen aan hun lot overgelaten en blootgesteld aan roofzuchtige leenpraktijken. Het is mede de reden dat een aantal Afrikaanse derdewereldlanden zichzelf in gebreke hebben gesteld.

 

Het komt regelmatig voor dat hulpprojecten niet aansluiten op hetgeen werkelijk nodig is. Vaak mislukken die door patronage. Ook wanneer deze zonder voldoende kennis over de lokale cultuur door hulpverleners worden opgezet. Projecten hebben kans van slagen indien dat in samenspraak gebeurt, goed voorbereid en nazorg is ingebouwd.

 

Hulp aan Malawi

 

Malawi ontvangt al 55 jaar onafgebroken ontwikkelingshulp; ruim 1 miljard dollar op jaarbasis. Het land is voor ontwikkelingshulp al decennialang afhankelijk van multilaterale donoren, maar ook slachtoffer van roofzuchtige geldverstrekkers, uitbuitend economisch beleid en is kwetsbaar bij in- en externe invloeden. De Wereldbank is de grootste financieringsbron met ongeveer 45% van alle overdrachten. Er wordt verwacht dat die organisatie financieel belangrijk zal blijven. Het land begroot 14 miljard dollar aan inkomsten en heeft een schuldenpositie van 75% van het Bruto Binnenlands Product (BBP).

 

Aan het geven en bij het ontvangen van kredieten en donaties zijn overeenkomsten gemaakt die recht moeten doen aan de bedoeling en de opzet van de hulpverlening; in ieder geval met de inhoud dat de donaties efficiënt en effectief moeten worden gebruikt voor de project- en programmadoelstellingen. De aanvankelijke bedoeling was om de bestedingen buiten de overheidsbegroting te houden zodat die beter te controleren waren. Echter, regelmatig werden de afspraken omzeild bij het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten door politieke inmenging, wijdverspreide corruptie, onbekwaam bestuur en bureaucratische tegenwerking.

 

In 2012 kwam in Malawi een groot corruptieschandaal aan het licht. Het ging om 250 miljoen dollar aan verdwenen overheidsgeld in een land dat voor 40% afhankelijk is van ontwikkelingshulp. Een rechtvaardiging vanuit Lilongwe werd gevonden in de motivatie dat de Malawische overheid niet verplicht was om belastingen te heffen om aan haar geld te komen en het dan ook niet nodig was om daarover verantwoording af te leggen. Voor de donorlanden ging die redenatie te ver en was reden om de financiële steun aan Malawi tijdelijk op te schorten. Het gevolg was dat steeds meer donaties en leningen buiten het overheidsapparaat werden uitgekeerd om te voorkomen dat door politiek en administratief wanbeheer gelden verloren zouden gaan. Een gangbare methode was het verlenen van rechtstreekse hulp via intergouvernementele of niet-gouvernementele organisaties door hulp in natura zoals voedsel en medicijnen maar dan buiten het toezicht van de Malawische regering. Uiteindelijk leidde het herhaald wanbeheer tot strafmaatregelen en door het intrekken van hulp en opschorting. Nationaal hadden de maatregelen ontwrichtende gevolgen. Als reactie daarop betichten de opeenvolgende Malawische regeringen de donorlanden van neokoloniale inmenging in de binnenlandse politiek met als doel om verandering van regime op te dringen.

 

Om hun district als achterban te behouden hadden de parlementsleden en raden in Malawi belang bij het ontwikkelingsgeld en werd gezocht naar een compromis. In hun reactie kozen zij ervoor om de efficiëntie van de bestedingen niet aan te vechten. Het moest gaan om het bedenken van manieren om in samenspraak de financiële middelen opnieuw naar zichzelf en hun favoriete compagnons te leiden. Met het motief om de donaties door betere coördinatie effectiever te besteden, werd met instemming van de donorlanden een gezamenlijk fonds opgericht waarin alle donaties werden samengebracht ter bestrijding van de armoede in overeenstemming met de bepalingen van internationale overeenkomsten. De bedoeling van het fonds, een aanpassing van het Local Development Fund (LDF), was dus bedoeld om te voorkomen dat ontwikkelingshulp weer in de overheidsstructuren zou komen. Daarbij was door de regering van Malawi bedongen dat projecten uitgevoerd konden worden indien die deel uitmaakten van de nationale beleidsmaatregelen. Anticiperend werden aansluitend zelfgekozen kandidaten op de hoogste posities benoemd. Van ambtenaren werd solidariteit verwacht om projecten te ondersteunen die door de regerende politieke partijen werden verdedigd.

 

Vanwege de politieke stabiliteit van het land, de vredige samenleving en de consistente steun voor de democratie pleiten meerdere donorlanden al jaren om te stoppen met de hulpverlening. De redenatie van de critici is dat het land al tientallen jaren groot-ontvanger is van hulp terwijl er vanaf de jaren ’80 geen tekenen zijn geweest van economische groei. Ze wijzen op het gebrekkig landsbestuur, de slechte infrastructuur, de te grote afhankelijkheid van de export van producten met een geringe marktwaarde, zwak politiek engagement voor markthervorming en het accorderen van investeringen zonder een tegenprestatie. Met dergelijke factoren is het volgens hen onmogelijk om de effectiviteit van ontwikkelingshulp te beoordelen omdat de donaties nog steeds met een omweg worden gebruikt om de overheidsbegroting op orde te houden terwijl de bevolking van het land in armoede blijft leven. De regering van Malawi wijst daarentegen op de ontwikkelingsachterstand van het land en doet blijvend een beroep op de morele plicht van de rijke westerse landen om geld te geven in de vorm van ontwikkelingshulp.

 

Een aantal wetenschappers is van mening dat ontwikkelingsgeld de directe oorzaak is van extreme armoede vanwege corruptie en de kenmerkende lijdzaamheid van de regering en de bevolking van Malawi. Zij pleiten voor het beëindigen van ontwikkelingshulp om uit die vicieuze cirkel te geraken. Economen geloven meer in de kracht van de markt en voegen daaraan toe dat ontwikkelingshulp uitzichtloos is indien tegenprestaties en dwangmaatregelen ontbreken.

 

Voor Malawi blijkt ondertussen dat ontwikkelingshulp door corruptie en foute keuzes een politiek, economisch en humanitair debacle. De notie dat door hulpverlening de structurele armoede zal verdwijnen, is volgens de wetenschappers een utopie in de draaimolen van marktverstoring en nóg meer hulp.

 

Stop ontwikkelingshulp

 

Feitelijk zijn de opeenvolgende regeringen van Malawi al tientallen jaren niet in staat gebleken om door beleid de levensstandaard en het geestelijk welzijn van de bevolking in stand te houden of te verbeteren. Wat is de reden en wat is de oorzaak dat 94% van de plattelandsbewoners onder de armoedegrens leeft. Waren de leiders al die jaren genetisch meer verdorven, incapabel en de beleidsmakers lamlendiger? Of was de onwaarschijnlijke corruptieve stroperigheid van het chief-systeem als democratisch-bestuurlijke rechtsvorm de reden? En wat was de rol van de maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven in het bestaan van de structurele armoede? Had het decennialang uitblijven van economische groei en de slechte vooruitzichten misschien te maken met het gebrek aan middelen en mogelijkheden? In algemene zin kan het bestaan van de kwakkelende economie en de hardnekkige armoede zeker niet uitsluitend de bestuursorganen en het bedrijfsleven worden toegedacht zonder de dynamiek in de samenleving erbij te betrekken. Dan gaat het om corruptie, ziekte, armoede, de heersende mentaliteit, integriteit, werklust, het tegenwerken van initiatieven en onderlinge jalousie. Malawi raakt door het niet nakomen van verplichtingen bij het ontvangen van ontwikkelingshulp steeds meer op achterstand waar vrij ondernemerschap niet zinvol is.

 

Gesteld dat de regering van Malawi een telefoontje zou krijgen van hun donoren, één voor één, met de mededeling dat over precies vijf jaar de hulpkranen permanent dicht zullen gaan. Wat zou er gebeuren als vanaf dat moment alleen nog geïsoleerde noodhulp in natura te verwachten is.

Zouden er vanaf dat moment miljoenen mensen in Malawi sterven van honger? Waarschijnlijk niet, want zij hebben toch al geen profijt van de hulpstromen: het blijft zoals het is. Zou het tot een staatgreep leiden? Ook niet, want er is geen conflict. Zouden wegen, scholen en ziekenhuizen niet meer gebouwd of onderhouden worden? Onwaarschijnlijk, want dat was altijd al een zaak van charitatieve instellingen en donateurs

 

Voor de bestuurders van Malawi zou dat scenario een ramp zijn omdat het hulpgeld nodig is voor de zwellende overheidsbegroting. Ondanks de afspraken komen geoormerkte overdrachten nog steeds via een omweg in de staatskas; niet om groei te bevorderen en zeker niet voor het welzijn van de bevolking. Uit onderzoek door de Wereldbank blijkt dat zeker 85% van de hulpstromen voor andere doeleinden wordt gebruikt dan waarvoor ze bedoeld waren. De omleidingen van gratis geld gaan naar onproductieve bestedingen, onbestendige ondernemingen, consumptie, raken spoorloos en komen in privézakken terecht zonder consequenties. Tegelijkertijd ontbreekt een financiële en economische langetermijnvisie. De huidige kortetermijnvisie bestaat enkel uit het jagen naar donaties en goedkope leningen en dat heeft funeste effecten bij het zaken doen in Malawi. Het is een optelsom van slecht bestuur en het onvoorspelbare en onbetrouwbare gedrag van de overheid.

 

De donateurs zouden zich moeten afvragen wat het effect is van de geldstromen die zij veroorzaken. Door de geldinjecties laten zij enerzijds blijken zich verantwoordelijk te voelen voor de noden van Malawi en bereid te zijn om te helpen, maar zien tegelijkertijd dat het land ondanks de hulpstromen niet in staat is om zich te ontwikkelen tot een welvarend land op de vrije markt. Er zijn zichtbare tekenen dat de meeste inwoners ondanks de miljardensteun nog steeds onder het bestaansminimum leven en dat corruptie, ziekte en armoede het dagelijks leven bepalen. Het land is ondertussen afgezakt tot één van de armste landen van de wereld terwijl de economische positie 40 jaar geleden veel beter was dan bijvoorbeeld China. Zelfs met de meest vluchtige blik op de bestaande financiële en de economische situatie blijkt dat de groei in Malawi dramatisch is afgenomen en de armoede toegenomen. Ontwikkelingshulp is niet de juiste remedie. 

 

Een van de meest deprimerende aspecten van ontwikkelingshulp is dat donoren, beleidsmakers, regeringen, academici, economen en ontwikkelingsspecialisten weten dat hulp niet werkt, niet heeft gewerkt en niet zal werken. Het is enkel een westerse obsessie dat hulp, in alle vormen, iets goeds is. Het is een morele keuze; het afkopen van geweten. Het komt erop neer dat wanneer het jaarlijks ontwikkelingsgeld voor Malawi onder de bewoners zou worden verdeeld, het jaarinkomen van een plattelandsgezin van €30 naar ongeveer €300 zou stijgen. Anders gezegd, de miljarden aan ontwikkelingssteun zijn niet van invloed op het platteland.

 

Samengevat, blijken geldinjecties als deel van consistente ontwikkelingshulp naar de staatskas worden omgeleid. Desondanks is de overheidsschuld en de armoede onder de bewoners de afgelopen decennia nadrukkelijke toegenomen en ontbreken kengetallen voor een betere financiële en economische zelfvoorzienende toekomst. De samenleving heeft niet van de geldstromen geprofiteerd en is geworden tot wat het nu is: een futloze samenleving in armoede met opvallende kenmerken van berusting.

 

Hulpverlening en liefdadigheid

 

Malawi is niet het land waar álle mensen arm en zielig zijn. Toch is het een land bij uitstek waar veel hulporganisaties naar verwijzen en vragen om te doneren om die ‘mensen te helpen’. Voor die organisaties is het bestaan van structurele armoede immers essentieel om als organisatie te kunnen voortbestaan. Dat is de reden dat die met doordachte reclame aandacht vragen om de bestaande armoede te verzachten, maar weinig initiatieven ontwikkelen die nodig zijn om de armoede in het land te bestrijden. Het blijft zoals het is: landbouwen zonder een tweewielige tractor, een ziekenhuis zonder een arts, scholen zonder leermiddelen, een dorp zonder maismolen en een oma zonder deken. Het gaat om het ontvangen van donaties, erfenissen en subsidies, inclusief media-aandacht. De geldbedragen komen van vrijgevige donateurs die in depot komen en onder voorwaarden worden uitgekeerd aan betrokken maatschappelijke organisaties.

 

Intussen zijn honderden westerse goeddoelstichtingen in Malawi actief die tot doel hebben om vanuit goedertierenheid en medeleven minderbedeelde gemeenschappen te ondersteunen. In contact, kunnen de dorpelingen rekenen op toegevoegde kennis en financiële hulp, afhankelijk van de doelstelling van de stichting. In een wisselwerking worden goed onderbouwde actuele noden voorgelegd, waarna de besturen op zoek gaan naar een financiële dekking om een geaccordeerd project te bekostigen. Deze kunnen bestaan uit donaties van particulieren en uit het bedrijfsleven, soms aangevuld met subsidies van overheden en van hulporganisaties. Het systeem verhult compassie en schaamtegevoel als westerse obsessie dat hulp, in welke vorm dan ook, iets goeds is.

 

Door projecten te ondersteunen ontstaat bijgeval een zichtbare hiërarchische situatie. De gever staat vergenoegd boven. De ander ingetogen onder. Daarbij is het niet per se noodzakelijk om de oorzaken van de armoede te onderzoeken en te bestrijden; het gaat enkel om geld om projecten te bekostigen. Liefdadigheidsinstellingen kennen die hiërarchische structuur niet in het geven en het ontvangen. De een is in staat om te geven. De ander kan niets anders doen dan ontvangen. Scherper gezegd: in dit systeem is daadwerkelijke armoede noodzakelijk, maar het bestrijden daarvan is ook hier niet het hoofddoel.

De hulpverlening door goeddoelstichtingen bestaat gewoonlijk uit kleinschalige projecten met een tijdelijk karakter voor bijvoorbeeld gratis zaden, onderwijsmiddelen en bouwmaterialen. De implementatie en de exploitatie van de projecten verloopt gewoonlijk moeizaam en inefficiënt vanwege de fysieke afwezigheid van de organisatoren en het gebrek aan plaatselijke kennis en begeleiding. In het streven om zich te vestigen gaat het om hoge organisatiekosten, realisatieproblemen en het feit dat de stichting zich (noodgedwongen) met vormen van corruptie moet inlaten.

 

In afhankelijkheid is de medewerking vanuit de gemeenschap bij de uitvoering van de projecten erg groot vanuit de profijtgedachte, tenzij de bedoeling strijdig is met plaatselijke gewoontes of vanuit eigenbelang. Vanwege de aard van de hulp hebben de projecten dan ook direct een positieve invloed op het lichamelijk en geestelijk welzijn van de plaatselijke bevolking en van de gemeenschap. Voor de geboden hulp en financiële steun wordt geen contraprestatie gevraagd. Duurzame, meer toekomstgerichte projecten zoals kleinschalige industrieën, een beginnende landbouwmechanisatie en marktontwikkeling zijn niet actueel en moedigen de samenleving niet aan tot economische zelfstandigheid. Daarin zou de hulpverlenende instantie in samenspraak met de samenleving een wederzijds verplichtend initiatief kunnen nemen. Het systeem van incidentele vrijblijvendheid op basis van plaatselijke wensen is op termijn dan ook niet houdbaar. Eens houdt de hulpverlening op, te beginnen bij de goeddoelstichting. Mogelijk teleurgesteld omdat goedbedoelde adviezen en afspraken vanuit een andere denkwereld niet worden ‘begrepen’, donaties verloren zijn gegaan of door gebrek aan vrijwilligers. Ook het voortbestaan van een voltooid project is niet vanzelfsprekend als gevolg van verwaarlozing. Het vertrek van de goeddoelorganisatie veroorzaakt dan ook telkens onbegrip en verbittering, maar daarmee is het land en de bevolking niet zielig.

 

Op het platteland zijn de woongemeenschappen op zichzelf aangewezen. Daar bestaan geen voorbeelden over de ontwikkelingsmogelijkheden en ontbreekt een objectief beeld. De aanwezige voorzieningen zijn steeds het gevolg van historische de omstandigheden. Per huishouden bestaat anderzijds de permanente noodzaak om te overleven en dat dwingt iedereen om iets te doen. De initiatieven die daaruit ontstaan, zijn essentieel voor de leefbaarheid en de ontwikkeling van de dorpse samenlevingen maar hebben door gebrek aan begeleiding gewoonlijk geen toekomst door gebrek aan middelen en mogelijkheden.