Economie

For English

Malawi On The Economy Economy Pdf
PDF – 4,1 MB 106 downloads

Economie, een inleiding

Situatie

Agrarische activiteiten

Migratie

Industrie

Handel

Bankwezen

Werkgelegenheid

Werkloosheid

-  werkloosheid en bevolkingsgroei

-  werkloosheid en kapitaal

-  werkloosheid en onderwijs

-  werkeloosheid en inkomen

Inflatie

Growth and Development Strategy MGDS III

 

Economie, een inleiding

 

Tot in de jaren ‘70 was er voldoende eten in Malawi zoals maïs, rijst, bonen en cassave. Overschotten werden naar buurlanden geëxporteerd. Door uitputting van de akkers, natuurrampen en de stijging van het aantal inwoners ontstond gaandeweg voedselschaarste. Mede als gevolg van een onevenwichtige betalingsbalans werd in 1980 voor het eerst ontwikkelingshulp door de Wereldbank uitgekeerd dat 7,8% van het bruto binnenlands product dekte. Gedurende de jaren daarna steeg de buitenlands hulp zelfs tot 31,7% van het BBP. Na het millennium daalden de jaarlijkse uitkeringen tot 9,4% in 2021. Ondanks die ondersteuning bleef economische groei uit en ontbreken indicatoren die betere vooruitzichten voorspellen. Ondertussen is Malawi al tientallen jaren onafgebroken groot-ontvanger gebleven van ontwikkelingshulp. Dat roept wereldwijd de vraag op of dat effectief en eerlijk is omdat de weg naar economische en financiële zelfstandigheid niet urgent lijkt en de ontwikkelingsgelden deel zijn gaan uitmaken van de overheidsbegroting.

Situatie

 

Malawi wordt wereldwijd gerangschikt onder de minst economisch ontwikkelde landen op basis van de Human Development Index (HDI). De HDI wordt gebruikt naast het bruto nationaal inkomen (BNI) per hoofd van de bevolking als indicator van de vooruitgang. In het BNI-systeem wordt de economische groei niet automatisch in menselijke ontwikkeling onderkend en dat is met het HDI-systeem wel het geval. In die index is onder anderen inbegrepen voeding, gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid. 

De HDI-waarde van Malawi in 2019 was 0,483. De wereldwijde positie van het land was toen 174 van de 189 geïndexeerde landen. Weliswaar laat de HDI in vergelijking met 1990 (0,333) een verbetering zien, maar daarmee bleef het land staan in de categorie met een lage menselijke ontwikkeling. Dat was vooral het gevolg van de uitgebleven armoedebestrijding en een minimale verbetering van de basislevensstandaard. 

Markt Blantyre

Gerekend naar het bruto binnenlands product (BBP), had het land in 2013 een staatsschuld van 32%, dat tot 2020 gestaag was opgelopen naar 55% zonder een degelijke dekking. Daarmee waren de eerder kwijtgescholden schulden weer toegenomen. Als gevolg daarvan was een hogere rentevoet ontstaan en was de Kwacha, de nationale munteenheid, regelmatig sterk gedevalueerd. De zwakke, niet inwisselbare munt is daarmee direct van invloed op de investeringen.

Malawi behoort tot de topontvangers van ontwikkelingshulp van de sub-Sahara gebieden in Afrika. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ontvangt Malawi jaarlijks meer dan 1 miljard dollar en dat wordt na Cashgate in toenemende mate rechtstreeks door de donoren als hulp uitbetaald aan projecten. Door het direct gemis aan inkomsten heeft Malawi een hoog financieel afhankelijkheidsratio; zeker in vergelijking met andere Afrikaanse ontwikkelingslanden. 

 

 

Malawi heeft regelmatig te maken met natuurrampen, zoals orkanen, overstromingen en droogte die steeds gevolgen hebben voor de landbouwproductie als belangrijkste bron van inkomsten. Armoede is wijdverbreid, vooral in de plattelandsgebieden, waar 60% van de huishoudens onder de internationale armoedegrens leeft en kwetsbaar is voor plotselinge sociale en economische veranderingen. In 2021 was het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking $328 per jaar. Daarmee stond het land op de 176e plaats van de 180 geïndexeerde landen. Door de hoge rentetarieven als gevolg van de hoge overheidsschulden en de onevenwichtige betalingsbalans enerzijds en de fluctuerende, soms extreem hoge voedselprijzen anderzijds, bestaat ondertussen een permanent dalend ondernemers- en consumentenvertrouwen. Door het uitblijven van inclusieve economische groei, is welvaart dan ook niet in zicht. Over de beschikbaarheid van voedsel, huisvesting en gezondheidszorg sprak de bevolking zich in 2021 geënquêteerd uit:

Voedselzekerheid Huisvesting Gezondheidszorg
Waardering: onvoldoende adequaat onvoldoende adequaat onvoldoende adequaat
In % 63,5 36,5 52,1 47,9 52,3 47,7

In termen van sectorale financiële distributie hebben de transport- en de sociale sectoren de grootste omvang in het BNP, elk goed voor 29%, gevolgd door de landbouwsector met 20% en de water- en sanitaire voorzieningen met 16%. De economie van Malawi is daarmee op diensten en landbouw gebaseerd en kent een laag niveau van industrialisatie. Er is zelfs sprake van de-industrialisatie. De werkgelegenheid in de industrie is de laatste decennia dan ook navenant afgenomen, terwijl dat van de diensten is toegenomen. Om het verlies van arbeidsplaatsen te voorkomen, zijn op advies van het Internationaal Monetair Fonds infrastructurele verbeteringen voorgesteld. Ook is aangedrongen op het verhogen van de productiviteit in de landbouw om de vrijkomende arbeid uit de industrie over te kunnen nemen. Het economisch herstelplan van 2013 had tot doel om de infrastructuur en de macro-economische stabiliteit te verbeteren door:

-te investeren in de infrastructuur, met name in de energie- en de transportsector en deze marktgericht uit te breiden.

-te investeren in een economische transformatie door het ontwikkelen van de landbouw, het verbreden van de gewasdiversiteit, het verwerken van agroproducten en het verbeteren van de waterinfrastructuur.

De dienstensectoren zouden de grootste bijdrage moeten leveren aan de groei, waarbij de landbouw de sleutelsector moest blijven voor de werkgelegenheid.

Of de dienstensector, die normaal gesproken meer vaardigheid vereist, in staat is om de vrijkomende arbeid uit de industriële sector over te nemen, is niet te overzien. Het is waarschijnlijk dat de agrarische en de informele sector, waar de meeste ongeschoolde arbeidskrachten zijn, een deel van de arbeid zullen overnemen.

 

Agrarische activiteiten

 

Landbouw

De landbouwsector is de steunpilaar van de economie in het land, maar is dermate behoudend dat groei tot in lengte van jaren niet te verwachten is. De sector is goed voor een derde van de nationale productie, bood in 2019 werk aan meer dan 80% van de beroepsbevolking en droeg voor 90% bij aan de exportopbrengsten. De sector wordt gedomineerd door kleine zelfvoorzienende boeren met naar verhouding meer vrouwen dan mannen. Het hoge aantal boeren wijst op een lage productiviteit door gebrek aan middelen en mogelijkheden. De landbouw blijft kwetsbaar voor weer gerelateerde rampen, ondanks het potentieel aan irrigeerbare gebieden. De sector wordt gedomineerd door maïs als hoofdvoedselgewas en tabak, thee en suiker als marktgewas.

Er zijn verschillende belangrijke factoren die de landbouwsector negatief beïnvloeden waaronder de lage opbrengsten door een tekort aan meststoffen en water, slechte toegang tot landbouwfinanciering, onevenwichtig grondbezit, gebrek aan kennis, het ontbreken van mechanisatie, weinig gewasdiversiteit, zwakke schakels naar de markten, hoge transportkosten, weinig en zwakke boerenorganisaties, slechte kwaliteitscontrole en gebrek aan informatie.

Tabak

Zoals aangetoond onder “armoede” zal een ½ ha mais, nog afgezien van bedrijfskosten netto niet veel meer opbrengen dan $100, terwijl aan arbeid veelvouden worden besteed. In die redenatie is het verantwoord om boeren voor te houden dat zij hun bedrijf moeten gaan zien als onrendabel: te klein om ondanks lange werkdagen van te kunnen bestaan. Het is te overwegen om het akkerland te gebruiken om het gewasaanbod meer divers te maken en mais als basisvoedsel aan te kopen op het moment dat de maisprijs laag is. Nieuwe- en gewassen uit de koloniale tijd zullen door vermarkting meer opbrengen zoals calorierijk vingergierst en soja. Of zoete aardappelen en duivenerwten dat tevens een bodembedekker is. Vetivergras wortelt diep en kan voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Tegelijkertijd zullen de akkers herstellen na de decennialange monocultuur. Vooral het zaaien of poten van vlinderbloemigen zal bijdragen aan de kwaliteit van de akkers. Daarnaast kunnen de akkers door irrigatielandbouw substantieel veel meer opbrengen met tussen- en wisselteelt met minder arbeidskosten.

 

Veeteelt

Meer dan de helft van de huishoudens in Malawi had dieren te verzorgen, gewoonlijk slachtdieren. Uit onderzoek blijkt dat 55% van de huishoudens kippen had. Geiten 21%. De veestapel bestond verder uit varkens (9%) en runderen (7%) die meestal door mannen worden verzorgd.

Slager in Nhkata Bay

Tuinbouw

Een analyse van de International Labour Organisation uit 2016 over de tuinbouwsector in Malawi toonde aan dat deze grotendeels onderontwikkeld is, waarbij bijna alle bedrijven de binnenlandse markt bedienen. De productiviteit was laag en de productkwaliteit slecht. Door een zwakke logistiek in de transportketen bleven de boeren uitgesloten van lucratieve markten, zo ook bij de verwerking van de gewassen en de export

 

Voor alle agrarische sectoren bleek dat overheidsinterventies, zoals deskundig onderwijs, veelzijdig agrarisch onderzoek en leningen voor agrarische doeleinden zijn uitgebleven. Ook ontbreken initiatieven in relatie tot de verwerkende industrie en een open markt die synergisch kunnen bijdragen om de sector te versterken. 

 

Migratie

 

Door de geringe landbouwopbrengsten en de sterk groeiende bevolking bestaat in Malawi al decennialang voedselonzekerheid en armoede. Voor veel huishoudens op het platteland was dat noodgedwongen reden om voor contant geld naar bijverdiensten te zoeken buiten de boerderij. De mannelijke afwezigheid in de leeftijdscategorie van 14 tot 35 jaar gedurende de periode tussen 1921 en 1966 werd destijds geschat op 20%. Plaatselijk soms 75%. Door de migratie bestonden tijdelijk twee vormen van inkomens; één gebaseerd op het achterblijvend landbouwend huishouden dat beheerd werd vanuit de familierelaties, de andere gebaseerd op inkomen gedurende de migratieperiode. Migranten die in Malawi bleven, werkten gewoonlijk op de grote thee-, tabaks-, katoen- en suikerplantages of op voedsel exporterende landbouwbedrijven. Migranten die werk vonden in de mijnbouw in Zuid-Afrika verdienden daar aanmerkelijk meer.

In de latere periode, na een geruchtmakend vliegtuigongeluk in april 1974, werd hoofdzakelijk in Malawi gewerkt en contant geld als spaargeld meegenomen naar huis. De mannelijke afwezigheid betrof de gehele bevolking en niet uitsluitend de plattelandsbevolking. De volksbewegingen van mannelijke migranten uit de steden had te maken met de geringe economische kansen en gebrek aan geld. 

De gestage trek van ongeschoolden van het platteland naar de stad wordt tegenwoordig geschat op 14.000. Daar komen zij in de buitenwijken terecht met minimale voorzieningen en zonder reguliere middelen van bestaan. Vanwege het gebrek aan onderwijs, kennis, de geringe werkgelegenheid tegenover het grote arbeidsaanbod, maken zij geen kans om te participeren terwijl zij voor hun levensonderhoud nu afhankelijk zijn van anderen met onderlinge spanningen tot gevolg. Om de criminaliteit en de overlast in de steden te verminderen, heeft de regering van Malawi het beleid om migratie van het platteland naar de steden te ontmoedigen. Naar de motieven om te migreren is onderzoek gedaan. Uit 651 willekeurig geselecteerde huishoudens bleek dat bij 263 huishoudens ten minste één jongere naar een stedelijk gebied was geïmmigreerd. Als hoofdreden werd de onzekere landbouw genoemd en gewezen naar overstromingen, langdurige droge perioden, plagen en ziekten. Ook de beschikbaarheid van water. Niet zozeer als drinkwater, maar vanwege de moeizame manier om het land te bevloeien. Opvallend was ook dat schulden bij de plattelandshuishoudens reden was om leden van het huishouden aan te moedigen om te migreren om de uitstaande schulden terug te kunnen betalen. De kans dat ten minste één jongere van het plattelandsgezin naar een stedelijk gebied vertrok, nam in afnemende mate toe indien een ouder familielid fysiek of mentaal meer hulp nodig had. Tijdens het onderzoek werd ook onderkend dat jongeren uit een huishouden met meer verplichtingen zoals bijvoorbeeld het houden van vee, minder snel migreert. Tenslotte bleek dat de sociale contacten onder jongeren een sterke invloed had op de migratie omdat men kon terugvallen op helpende plattelandsvrienden bij het vinden van inkomen en bij huisvesting.  

 

In het huidige migratiepatroon gaat het bijna uitsluitend om jonge mannen. Hun afwezigheid veroorzaakt op grond van leeftijd, geslacht en vanwege de sociaaleconomische omstandigheden een demografische onevenwichtigheid in de plattelandsgemeenschappen waarin kinderen, vrouwen en oudere mensen dan dominant aanwezig zijn. Gedurende hun afwezigheid nemen de families uit één bloedlijn, vanuit een zekere mate van flexibiliteit, het werk van de migranten over door arbeid te herverdelen en door het verlengen van de werkuren. Hoewel de suggestie bestaat dat de migratie van jongvolwassen mannen een groot effect zou hebben op het arbeidspotentieel in de landbouw, voorkomt de sociale familiestructuur dat de samenleving niet wordt ontwricht. Wel is migratie in sommige gebieden dermate groot dat er onvoldoende mannen zijn om de akkers mede te onderhouden en om hutten, graanopslagplaatsen en hekken te repareren. Soms worden collectieve werkzaamheden in de dorpen door gebrek aan mankracht stopgezet.

De landbouwopbrengsten in de traditionele landbouw blijven onveranderd, maar door de combinatie van gratis land en gezamenlijke arbeid in familieverband zijn de gezinnen in staat om zich zelfvoorzienend te onderhouden. Het economisch profijt is, gezien het hoge aantal arbeidsuren, echter zeer laag.

Ook naar de gevolgen van de migratie, met name over de maisopbrengst bij afwezigheid van de migranten en de armoedestatus is onderzoek gedaan. De maïsopbrengst werd berekend naar de hoeveelheid geoogste maïs per hectare (kg/ha). Het bleek dat huishoudens met migranten minder maïs per hectare produceerden in vergelijking met een huishouden met een niet-migrant en dat wordt verklaard door het verlies aan arbeid.

De armoedestatus werd bepaald aan de hand van de armoedecijferratio waarbij de totale uitgaven per hoofd van het huishouden werden gebruikt. Een huishouden werd als arm beschouwd als de totale dagelijkse inkomsten minder was dan $1,90 per gezinslid, wat door de Wereldbank als armoedemaatstaf wordt gehanteerd. Gedurende het onderzoek bleken geen significante verschillen tussen de twee categorieën huishoudens op het gebied van armoede. 

De migratie van de vitale mannen om voor een korte periode in de looneconomie te werken, heeft dus geen invloed als aanvulling op het gezinsinkomen. Hun afwezigheid heeft zelfs een negatieve keerzijde. Zij vormen immers een belangrijk deel van de plattelandsgemeenschap en hun afwezigheid heeft invloed op landbouwproductie, het dorpsleven en de plaatselijke economie. Anders gezegd, terwijl door migratie een hogere levensstandaard te verwachten was, verminderde de ontwikkeling op het platteland naarmate de migratie toenam door een verminderd consumptieniveau. Door gebrek aan alternatieven, wordt migratie desondanks nog steeds als perspectief gezien om de levensstandaard van huishoudens te verhogen. In dat geval is migratie alleen mogelijk indien hun families hun arbeid willen overnemen. 

Over de migratie wordt geconcludeerd dat ondanks de twee verdienmodellen binnen één huishouden er geen sprake blijkt te zijn van een inkomstenverschil vergeleken met huishoudens zonder een migrant. Kennelijk slagen zij er niet in om hun inspanningen elders te gelde te maken om het verlies van de gezinsarbeid op de akkers te compenseren. Dat valt te verklaren door het hoge, concurrerende arbeidsaanbod, de beperkte werkgelegenheid en, als gevolg daarvan, de geringe beloning, hetgeen betekent dat arbeid in loondienst in Malawi geen goede bron van inkomsten is.

In de keuze, hetzij te leven in armoede op het platteland in Malawi, hetzij werken op plantages tegen een laag loon, hetzij een uitzichtloos bestaan in de stedelijke sloppenwijken, bestaat al jaren een migrantenstroom naar Zuid-Afrika. Daar vinden vooral jonge mannen betrekkelijk makkelijk werk in de huishouding en andere werkzaamheden bij rijkere families. Zonder een arbeidsovereenkomst maken de illegalen nabij het gezin zeer lange arbeidsdagen. Ondanks de onvrijheden in eenzaamheid zijn de migranten in het algemeen tevreden over hun omstandigheden, omdat zij kunnen rekenen op kost en inwoning en een loon dat in Malawi ongekend hoog is.

 

Industrie

 

Volgens de Wereldbank heeft Malawi te maken met

-een te grote afhankelijkheid van klimaatgevoelige landbouwproductiesystemen

-dier- en plantenziekten die leiden tot grote verliezen aan gewassen en vee

-volatiliteit van de prijzen van maïs, kunstmest en tabak

-de gezondheidstoestand van de bevolking en de financiële gevolgen

Vanuit die opvatting heeft de regering van Malawi samen met de Wereldbank het breed gedragen Malawi Growth and Development Strategy III (MGDS-III) ontwikkeld. De bedoeling daarvan is om Malawi in 2063 tot een alomvattend welvarend en zelfvoorzienend geïndustrialiseerd land om te vormen. Het plan heeft de opzet om te investeren in gebieden die groei kunnen stimuleren in connectie met de andere sectoren van de economie, waaronder industrieparken in Blantyre, Lilongwe, Chinthenche, Chigumula en Nkhata Bay. Dat wordt als haalbaar gezien indien de landbouwproductiviteit wordt verhoogd en gecommercialiseerd door industrialisatie en door verstedelijking.

Voor een land als Malawi is het plan buitengewoon ambitieus. Tenzij er sprake is van het exporteren van mineralen of olie, zijn slechts enkele economieën in de geschiedenis met succes overgegaan van "arm en agrarisch" naar "niet-arm en industrieel". De enkele uitzonderingen waren landen die decennialang door een sterke en inventieve regering werden geleid in combinatie met een gemotiveerde hardwerkende bevolking. Ook het bevorderen van industriële groei ten koste van andere sectoren is discutabel, want daarvoor ontbreken de financiële middelen. Dit is alleen mogelijk indien de industriële productie wordt veroorzaakt door een toegenomen buitenlandse vraag naar verwerkte agrarische en niet-agrarische goederen. Omdat Malawi echter weinig industriële producten heeft als gevolg van de lage gezinsinkomens, is die redenering voorlopig niet reëel. De werkelijkheid is dat momenteel meer dan 80% van de industriële activiteiten bestaat uit de productie van textiel, kleding en schoeisel, de verwerking van traditionele landbouwgewassen zoals tabak, thee, koffie, suiker, soja, aardnootproducten en macadamianoten en de productie van bouw- en constructiematerialen waaronder cement.

De op zich sombere prestaties van de industriesector worden ook weerspiegeld in de verdeling van de totale werkgelegenheid in het land. Het aandeel van de werkgelegenheid in de industrie is in 30 jaar tijd immers sterk verminderd, terwijl het werkgelegenheidsaandeel van de dienstensector in diezelfde periode is gestegen met 5%. Toekomstgericht moeten er volgens dat plan meer dan één miljoen extra banen worden gecreëerd om het plan te doen slagen en dat is niet vanzelfsprekend.

 

Handel

 

Het economisch meerjarenplan, het MGDS III 2017-2022, gaat ook in op het creëren van extra werkgelegenheid in de landbouw om het verlies van banen in de industrie te compenseren en om economische groei te stimuleren. Uitgaande van het National Statitical Office IHS-5 is 84,7% van de bevolking van Malawi boer. In praktische zin zijn dat zelfvoorzienende boerengezinnen die enkel met handgereedschappen mais verbouwen voor eigen gebruik. Eventuele overschotten worden verkocht en dat is gewoonlijk de enige bron van inkomsten zodat de meeste gezinnen ver onder de armoedegrens leven.

De verbouw en de handel in landbouwproducten staan niet op zichzelf. Behalve de landbouw als bedrijf en instituut maakt ook transport, kwaliteitscontrole, de verwerking van de producten, de commercialisering en de export deel uit van een proces. Het is een keten. In dat systeem is het nodig om structuur te hebben met concurrerende groothandels en markverkopers om uitbuiting te voorkomen. Ook zijn sterke coöperaties van belang bij het vormen van waardeketens voor transport, opslag, kwaliteitsbewakingsmechanismen, onderzoeksinstituten en andere expertises.  Voor de diversiteit zijn agro-ecologische gebieden daarom belangrijk om meer specifieke gewassen te telen en dieren te fokken. Voor dat doel is een agroverwerkingsgebied in Zalewa voorzien. In dat geval is het noodzakelijk dat kennis en vaardigheden aanwezig zijn om de producten langs elke waardeketen van de boerderij via de markt op tafel te krijgen.

In werkelijkheid komen enkel plaatselijke landbouwproducten en gebruiksgoederen op de lokale markt. Consumptiegoederen zijn gewoonlijk te duur om voor de economie van betekenis te zijn. Bijgevolg is het niet te voorspellen dat het open marktbeleid tot meer welvaart zal leiden en de veronderstelde groei zich zal ontwikkelen.

 

Van de niet-agrarische huishoudens is 61% actief in de groothandel, detailhandel, huisvesting en voedseldiensten, gevolgd door productieve ondernemingen met 15%. Transport, informatie en communicatie waren gezamenlijk goed voor 9%. De productie en handel in manufacturen bedroeg 15%, de bouwactiviteiten 1% en de mijnbouw en de steengroeven samen 0,6%. De overige serviceactiviteiten waren gezamenlijk 6,5%.

De som van activiteiten in de groot- en detailhandel was in stedelijke gebieden hoger dan in landelijke gebieden. Ook bij de dienstverlenende bedrijven, vanwege de aard van hun onderneming.

Ongeveer een derde van de niet-agrarische bedrijven is actief op de traditionele markten. Gemeten naar arbeidsuren worden gemiddeld 35 uur per week besteed aan loon-, salaris- en provisieactiviteiten en 14 uur aan losse arbeid hetgeen zou betekenen dat een werkweek uit 49 uren bestaat.

 

Het World Economic Forum Malawi constateert dat corruptie een belemmerende factor is in het handelsverkeer; algemeen opgevat als het misbruiken van het openbaar ambt voor persoonlijk gewin. Ook wordt de toegang tot financiering genoemd, belastingtarieven, inflatie, ontoereikend aanbod van infrastructuur, inefficiënte overheidsbureaucratie, instabiliteit van het beleid, onvoldoende geschoolde arbeidskrachten, slechte arbeidsethos, misdaad en diefstal. Vooral ook de regelgeving inzake het valutabeleid.

 

In het MGDS III 2017-2022 is ook de rol van Malawi opgenomen als landbouwexporteur. In 2017 waren de belangrijkste exportproducten tabak (59,8%), thee (8,5%), voedselresten (7,2%), oliezaden (4,7%) en suiker (3,9%). De invoer bestond onder anderen uit brandstof (9,8%), machines (9,6%), elektrische apparatuur (9,1%), boeken (8,0%) en geneesmiddelen (6,8%). De belangrijkste exporthandelspartners waren België 22%, Zuid-Afrika 8%, Tanzania 8%, Duitsland 6% en Egypte 6%. De importhandelspartners waren toen Zuid-Afrika 18%, China 15%, India 11%, Zambia 7% en het Verenigd Koninkrijk met 5%.

 

Zonder kennis over de jaarlijkse opbrengsten mais en de verwachte consumptie wordt al tijdens de oogst mais opgekocht en in een vroeg stadium vergunning verleend om grote hoeveelheden te exporteren ten gunste van de overheidsbegroting. De importerende landen zijn vooral Zimbabwe, Mozambique, Zambia en Tanzania. De opbrengst is bedoeld om buitenlandse leningen in dollars af te kunnen lossen. Over de export daarvan zijn geen exacte cijfers bekend. In 2022 had de export van mais een tegenwaarde van $11.900.000 en stond Malawi op de 49e plaats van mais exporterende landen. Door meer te exporteren dan nodig voor consumptie, door logistieke miscalculaties en door opslagverliezen ontstaan ieder jaar gigantische voedseltekorten en de oorzaak dat door een manipulerende markt een ongeremde prijsontwikkeling van mais ontstaat omdat vraag en aanbod niet meer corresponderen. Gemiddeld waren de marktprijzen over geheel Malawi in maart 2022 ongeveer $0,13 per kilo. In februari 2023, voorafgaande aan de nieuwe oogst moest $0,38 betaald worden; een prijsverhoging van 344%. Door deze dynamiek zullen in 2024 naar verwachting 4,4 miljoen mensen in meer of mindere mate hongerlijden. Daarover spreekt de Wereldbank zich uit. Zij meent dat er een opzettelijke vorm van verarming van de bevolking bestaat, maar dat het systeem gelijktijdig een cruciale bron is van nationale economische groei. Als zodanig bestaat is er een relatie tussen de producerende boeren, de export van niet bestaande overschotten mais door de overheid en de jaarlijks terugkerende hongerperiode. 

 

Uit: Malawi 24, d.d. 9 jun 2020

 

De regering van Malawi lijkt niet in staat om vorm te geven aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het land. Daarvoor zijn meerdere factoren te benoemen waaronder onvoldoende financiële middelen, zwakke coördinatie van de programma's en projecten, natuurrampen en een onstabiele macro-economische omgeving die wordt gekenmerkt door hoge inflatie en hoge rentetarieven. Het toezicht is steeds beperkt en ineffectief, de naleving laag en de structuren die nodig zijn om uitbuiting tegen te gaan, ontbreken. 

Maisvoorraad ADMARC in Mzuzu

Bankwezen

 

In zijn algemeenheid is het bestaan van een gezonde financiële sector van essentieel belang voor de ontwikkeling van bestaande economieën. De geconcentreerde banksector in Malawi heeft kennelijk moeite om daaraan bij te dragen. Veel bedrijven kunnen geen krediet krijgen omdat de sector soms een onderpand eist dat meer dan het dubbele van de leningswaarde vertegenwoordigd. Het geïntegreerd systeem van banken, kredietinstellingen en kapitaalmarkten is daarmee allerminst een motor om de industriële processen aan te jagen. Ook niet de instantie om nieuwe en bestaande bedrijven aan startkapitaal te helpen. Dat doet vermoeden dat de Malawiaanse bankwereld minder solvabel is dan dat zij het doen voorkomen. De geringe deposito's van particulieren en het percentage volwassenen met een bankrekening is erg laag en dat kan de oorzaak zijn dat minder kapitaal beschikbaar is. Uit onderzoek uit 2019 bleek dat 18% van de huishoudens een krediet of lening had gekregen voor zakelijke of landbouwdoeleinden. Die waren vooral bedoeld ter financiering van ondernemingen (53%) en om landbouwgrondstoffen voor voedselgewassen te kopen (30%). Het aandeel voor grondaankoop was 1,4%. In het algemeen werd in stedelijke gebieden vaker een krediet verstrekt om een bedrijf op te zetten. Op het platteland werd meer geleend om landbouwgrondstoffen te kopen waarbij vrouwen als hoofd van een huishouden opvallend vaker een krediet verstrekt kregen dan mannen.

Volgens de jaaroverzichten is de winstmarge van de banken opvallend hoog als gevolg van leningen aan de overheid. Gemeten naar internationale geldstromen is er sprake van een constante verarming.

€1  =  1097 Kwacha

De National Bank of Malawi is in 1971 opgericht na de fusie van Barclays Bank DCO (Dominion Colonial Overseas) en de Standard Bank. Barclays Bank heeft in 1982 de National Bank of Malawi afgestoten en Standard Bank, later bekend als Standard Chartered Bank, verliet Malawi in 1996. De nu zelfstandige commerciële bank heeft 1000 werknemers, 33 servicecentra, 135 geldautomaten en is eigenaar van een aantal commerciële dochterondernemingen.

Afgesloten leningen in 2020 per instantie (procentueel)

Bankleningen Bank Dorpsbank Geldschieter Sacco MRFC Mardef
Geheel Malawi in % 1,5 42,1 9,0 1,8 1,7 0,4
Landelijk in % 1,0 42,9 9,6 1,5 1,4 0,2
Stedelijk in % 3,7 37,9 5,8 3,7 3,1 1,3
Privéleningen Familie Buren NGO Werkgever Lokaal Kerk Ander
Geheel Malawi in % 15,1 13,7 6,1 1,0 0,7 0,7 6,1
Landelijk in % 16,3 12,5 6,0 0,7 0,8 0,7 6,2
Stedelijk in % 8,9 19,8 6,4 2,8 0,2 0,8 5,6

Werkgelegenheid

 

Vanaf hun 15e jaar worden jongeren geacht arbeid te leveren voor goederen en diensten. De Internationale Arbeids Organisatie (IAO) stelt dat het werkloosheidspercentage onder jongeren (officieel de leeftijdsgroep 15-29 jaar) 7,55% is (strikte definitie) of 27% (ruime definitie) en dat is veel lager dan de feitelijke omstandigheden. Jeugdwerkloosheid heeft ook een gendergezicht doordat jonge vrouwen vaker werkloos zijn dan mannen. Volgens schattingen van het IAO zal het aantal toenemen omdat steeds meer scholieren de arbeidsmarkt zullen betreden; nu ongeveer 300.000 jongeren per jaar, terwijl slechts 35.000 nieuwe banen per jaar beschikbaar komen. Het vinden van een baan is daarmee een zware strijd, omdat twee op de vijf economisch actieve jongeren in Malawi nu al blijvend werkloos is en hulpprogramma's voor werklozen niet bestaan. In die omstandigheden is noodgedwongen ook sprake van geaccepteerd werk onder het opleidingsniveau. De werkloosheid heeft derhalve de schijn laag te zijn, maar dat is kunstmatig omdat de noodzaak om te overleven iedereen dwingt iets te doen. Het is bijgevolg gebruikelijk om beschikbaar werk en de inkomsten daaruit te delen en ook de oorzaak dat er veel eenmanszaken bestaan die naar de aard weinig werkgelegenheid bieden. Dat is gelijktijdig de belangrijkste reden dat groei uitblijft. Anderzijds blijkt dat zelfstandig ondernemerschap effectieve manieren zijn om armoede aan te pakken en de werkloosheid onder jongeren terug te dringen. Toch wordt de particuliere sector erkend als een belangrijk onderdeel van de economie.

 

Werkloosheid

 

Werkloosheid, het gebrek aan werkgelegenheid en economisch ondergeschikt werk zijn een grote uitdaging voor de ontwikkeling van Malawi. Uit de meest recente enquête blijkt dat 21% van de jongeren in de leeftijd van 15-24 jaar geen baan heeft en geen onderwijs of een opleiding volgt. Vrouwen zijn extra benadeeld vanwege de lagere lonen in vergelijking met mannen. Herscholing is onmogelijk omdat daarvoor geen mogelijkheden zijn.

 

Op intermenselijk niveau heeft werkloosheid en/of ondergewaardeerd werk een directe invloed op de kwaliteit van leven. Ongeveer 50% van de huishoudens in Malawi leeft van minder dan $2 per dag en ervaart een slechte kwaliteit van leven

De impact van werkloosheid strekt zich ook uit tot de samenleving waarin de werkloze leeft. Hoewel één werkloze geen significante impact heeft, leiden hoge werkloosheidscijfers vaak tot hogere cumulatieve armoedecijfers. Malawi heeft vruchtbare landbouwgrond en veel water, maar de exploitatie daarvan blijft uit. Er bestaat behoefte aan een educatief programma voor ondernemerschap. Ook is het van belang om een open binnenlandse markt te creëren waar de jongeren een kans krijgen om te produceren en te vermarkten.

Werkloosheid heeft naast effecten op individueel en maatschappelijk niveau ook directe gevolgen voor de economie. Werklozen consumeren veel minder dan werkenden, wat economische groei uitsluit. De verminderde koopkracht heeft ook invloed op personen die producten maken die moeilijk te verkopen zijn waardoor de economie tekortschiet

Werklozen die geen andere bron van inkomsten hebben, vinden het moeilijk om te voorzien in eigen levensbehoefte en is ook van invloed op de gezondheidstoestand. Malawi verliest op tragische wijze veel van zijn energieke jonge mensen die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van de nationale toekomst. De meerderheid van de jonge werklozen is arm en kan het zich niet veroorloven om een vaardigheidstraining te betalen. Jongeren migreren van stad naar stad op zoek naar werk, omdat armoede hen teistert en meesleurt in een neerwaartse spiraal van werkloosheid, dakloosheid, drugs, alcohol, prostitutie en misdaad. De factoren die de werkloosheid aanwakkeren zijn:

-de hoge bevolkingsgroei

-het gebrek aan kapitaal

-het gebrekkig onderwijs

-het gebrek aan inkomen

 

Werkloosheid en bevolkingsgroei

Statistisch neemt de bevolkingsgroei in rap tempo toe waardoor de natuurlijke hulpbronnen en de ecologische duurzaamheid in Malawi nog meer onder druk zijn komen te staan. Deze implicaties zijn van grote invloed voor de verstrekking van sociale diensten, waaronder onderwijs, gezondheidszorg, zorg voor het milieu, het beheer van natuurlijke hulpbronnen en het bestrijden van armoede. Studies hebben aangetoond dat een hoge bevolkingsgroei in een omgeving met een zeer lage BBP-groei leidt tot meer jeugdwerkloosheid. Idealiter had de jeugdwerkloosheid al enige jaren moeten stijgen, maar dat is niet het geval. Dat kan worden verklaard door het creëren van een informeel bestaan om te overleven.

 

De regering van Malawi is zich bewust dat de bevolkingsaanwas tot verdere armoede zal leiden. Voorlichtingscampagnes hebben intussen aanzienlijke invloed gehad bij het terugdringen van het aantal geboortes per vruchtbare vrouw dat van 5,2 in 2008 daalde naar 4,2 in 2018. De daling van het aantal geboortes wordt toegeschreven aan het toenemende gebruik van moderne anticonceptiva. Toch is de daling te langzaam om de groei van de bevolking te bedwingen. In het algemeen hebben plattelandsvrouwen veel meer kinderen dan hun stedelijke landgenotes, vanwege het belang van meer kinderen om te voorzien in levensonderhoud en ouderdomszekerheid. Als gevolg daarvan is meer dan de helft van de bevolking jonger dan 20 jaar waarmee het land zou kunnen profiteren van het demografische dividend aan menselijk kapitaal. Malawi heeft echter één van de laagste arbeidsproductiviteitsindex ter wereld omdat het arbeidsaanbod onvoldoende aansluit op de behoefte door gebrek aan kwaliteitsonderwijs en vaardigheden. De particuliere sector heeft daarnaast een beperkte rol bij investeringen en het scheppen van formele banen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de levensstandaard van het land erg laag is, zoals blijkt uit het lage bruto nationaal inkomen (BNI).

 

Werkloosheid en kapitaal

Vertragingen in de kapitaalsaccumulatie zijn in verband gebracht met de stijging van de werkloosheid. Terwijl grote bedrijven steeds meer gebruik maken van technologie en bijgevolg banen afstoten, hebben kleine en middelgrote ondernemingen die goed zijn voor ongeveer 78% van het totaal aan formele banen, moeite om te groeien. Dat heeft te maken met het protectionisme bij het zoeken naar een markt, het moeizaam kunnen verkrijgen van kapitaal om dat mogelijk te maken, het zoeken naar gekwalificeerd personeel en de grote concurrentie om te overleven. Bijgevolg is als vanzelf een neergang en banenverlies te constateren

 

Werkloosheid en onderwijs

Global Unemployment Trends for Youth 2013 laat zien dat iets meer dan 66% van de jongeren die het secundair onderwijs heeft voltooit, geen succesvolle overgang kan maken naar stabiel of fatsoenlijk werk in Malawi waarbij het gebrek aan werkervaring één van de grootste belemmeringen is om een baan te krijgen. Vijftig procent van de jongeren is onder- of overgeschoold. Zestig procent van hen krijgt een benedengemiddeld loon.

In 2010 is onderzoek gedaan naar de relatie tussen genoten onderwijs en werk. Daarvoor zijn statistische gegevens uit 2004 gebruikt

De tabel hieronder is een samenvatting en bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een procentuele opsomming van het arbeidsaanbod in relatie tot de voltooide schoolopleiding. Het tweede deel is uitgesplitst naar werk zonder onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.

Opleiding Inactief Actief 100% Onbekend Boer Zelfstandig Losse arbeid Loondienst
Analfabeet 10,53% 89,47% 0,42% 77,77% 8,95% 7,51% 5,34%
Geletterd 13,66% 86,35% 0,37% 69,.97% 14,01% 6,88% 8,77%
PSLC 20,87% 79,12% 0,83% 65,32% 16,28% 4,78% 12,79%
JCE 24,08% 75,92% 3,99% 50,96% 15,24% 3,70% 26,11%
MSCE 18,85% 81,15% 4,95% 18,11% 16,12% 2,29% 58,52%
Hoger onderwijs 6,69% 93,30% 3,14% 10,01% 7,81% 1,65% 77,38%
Totaal/gemiddeld 14,25% 85,75% 0,87% 68,78% 12,43% 6,48% 11,43%

PSLC=voltooid primair onderwijs

JCE=voltooid secundair 2-jarig onderwijs

MSCE=voltooid secundair 4-jarig onderwijs

Hoger onderwijs=Leraren-, vaktechnisch- en universitair onderwijs

 

Uit het overzicht is af te leiden dat hoe hoger het opleidingsniveau is, hoe groter de kans bestaat op een reguliere baan en hoe kleiner de kans te werken in de landbouw. Meer specifiek hebben afgestudeerden met een universitair diploma meer kans om in loondienst te werken dan wanneer ze analfabeet zouden zijn. De werkloosheid heeft kennelijk een relatie met het opleidingsniveau. Dit kan gedeeltelijk te wijten zijn aan de aard van de sectoren waar geschoolde arbeidskrachten nodig zijn. Anderzijds blijkt dat werkloosheid ook omgekeerd evenredig kan zijn met het opleidingsniveau als ongewenst neveneffect. 78 Procent van de actieve analfabeten zijn boeren. Dit gegeven onderstreept het belang van het onderwijs omdat blijkt dat slechts 5% van de actieve analfabeten een reguliere baan heeft, terwijl dat aandeel bij hoger opgeleiden 77% is. Geletterden en scholieren met een diploma hebben meer kans om een niet-agrarisch bedrijf te runnen dan wanneer ze analfabeet of hoger opgeleid zouden zijn.

Malawi heeft niet de banen gecreëerd die nodig zijn voor jongeren die zijn geslaagd voor het secundair onderwijs. Het blijkt immers dat zij vaker werkloos zijn dan analfabeten. Daarnaast zijn er meer afgestudeerden met een diploma dan de markt kan opnemen. Zo'n mismatch tussen het onderwijssysteem en wat de arbeidsmarkt vraagt, zorgt voor frustratie onder de jongeren en is een verwaarlozing aan de vraagzijde aan arbeid.

 

Werkeloosheid en inkomen

De verkoop van landbouwproducten op de markt is voor de zelfvoorzienende boerenhuishoudens van belang als aanvulling in hun levensonderhoud. Jaarlijks wordt aan het begin van de zaaiperiode de voedselbehoefte ingeschat. De aanvoer naar de markten zijn derhalve overschotten in relatie tot hetgeen zij voor eigen gebruik behouden. Vanwege het zelfvoorzienend karakter van de boerenhuishoudens wordt witte mais als nationaal voedselproduct het meest gezaaid en is dominant aanwezig. De meeste arme boerenhuishoudens hebben echter te weinig akkerland om daarvan te kunnen bestaan en te weinig opbrengst om in hun basisbehoeften te voorzien. In veel gevallen is gratis akkerland beschikbaar maar ontbreken de middelen om die te cultiveren, te bemesten, in te zaaien en onkruidvrij te houden. Steeds meer raken de Malawische boerengezinnen zich bewust dat de intensieve bewerkingen in relatie tot de opbrengsten onrendabel is en het moeilijker wordt om van hun eigen landbouwproductie te bestaan. Gaandeweg zoeken de bewoners dan ook naar betaald werk in de regio hoewel de gewasproductie voor hun bestaan van cruciaal belang blijft. Bijgevolg zullen de slechte prestaties van de landbouwmarkt op termijn gevolgen hebben voor het welzijn van de Malawische huishoudens. De algemene veronderstelling dat de landbouw centraal staat in het levensonderhoud van plattelandshuishoudens in Malawi moet daarom worden bijgesteld.

 

Er zijn drie belangrijke bronnen van werkgelegenheid buiten de boerderij: tijdelijk werk, loonarbeid en huishoudelijk werk.

Door het ontbreken van werkgelegenheid in de landbouw, vooral tijdens het droge seizoen, zijn er voor werkzoekenden uit boerenhuishoudens weinig mogelijkheden. Bijgeval moeten zij elke vorm van tijdelijk werk accepteren als bron van inkomsten. Als gevolg van de vraag naar arbeid gedurende het zaai gereedmaken van akkers hebben meerdere leden uit boerengezinnen tijdelijk werk buiten de boerderij tegen een minimaal loon. De inkomsten daaruit vormen het grootste deel van het inkomen van de meeste boerenhuishoudens; driekwart van de boerengezinnen haalt meer dan de helft van hun jaarinkomen uit bronnen buiten de boerderij. Enkelen vinden vast werk in loondienst in de landbouwproductie, de verwerking en de verkoop voor ongeveer $2,50 per dag. Voor de meeste arme boerenhuishoudens is het onwaarschijnlijk dat landbouwopbrengsten, inclusief de bijverdiensten hen uit de armoede zal halen omdat deze vormen van arbeid doorgaans slecht betaald wordt.

 

Ook in de steden in Malawi bestaat de noodzaak om te zoeken naar een vorm van inkomen om te kunnen overleven en dat beheerst de gehele stadse samenleving. Werkzoekenden kijken uit naar betaald werk in loondienst of zijn bezig om een eenmans-onderneming te starten, vooral in het begin van hun werkzame leven.

Het gemiddelde jaarlijks netto-inkomen per hoofd van de bevolking dat niet-agrarisch werk verricht, is ongeveer vier keer hoger dan het inkomen van een boerengezin inclusief bijverdiensten hoewel dat moeilijk te vergelijken is.

 

In de stedelijke gebieden bestaat ook werkgelegenheid voor huishoudelijk werk in de meest brede zin van het woord en voor huishoudelijke diensten bij particuliere huishoudens. Het gemiddelde netto-inkomen is ook hier ongeveer vier keer hoger dan het inkomen van de boerengezinnen op het platteland.

 

Inflatie

 

Als je de mediakoppen in Malawi moet geloven, gaat het economisch goed met het land. Dat roept vragen op omdat het inkomen per gezinshoofd statistisch momenteel lager is dan in de jaren zeventig. De werkelijkheid is dat er sprake is van krimp vanwege de sterke bevolkingsgroei, de nationale schuldenpositie, de onevenwichtige betalingsbalans en het tekort aan deviezenreserves. De constateringen moeten dus relatief zijn omdat Malawi nog steeds één van de meest arme landen in de wereld is en het aantal extreem armen is toegenomen. 

Onder het oog van de wereld is Malawi vanaf 1980 grootontvanger geworden van ontwikkelingshulp. De systematische geldoverdrachten van rijke landen, respectievelijk de Wereldbank bestaan uit leningen en subsidies. In het eerste geval gaat het om uitgeleend geld onder gunstige voorwaarden zoals lage rentepercentages en vaak ook voor een langere periode dan bij commerciële markten gebruikelijk is.

De subsidies zijn bedoeld om geoormerkte projecten te bekostigen. De bestaande denkrichting over deze geldstromen is dat leningen in de toekomst moeten worden terugbetaald en subsidies als vrije geldmiddelen worden gezien. In de praktijk worden subsidies dan ook vaak voor andere doeleinden gebruikt omdat terugbetaling niet nodig is en budgettair minder gevoelig liggen. 

Ondanks de gunstige leningsvoorwaarden en de vele kwijtscheldingen is het terugbetalen van leningen door onbekwaam management een debacle. De aflossing heeft zelfs bepalende invloed op de betalingsbalans van de overheid omdat het geld in buitenlandse valuta er niet is. Gewoonlijk worden de leningen teruggestort na speciale belastingheffingen en door het devalueren van de Kwacha ten koste van de inwoners. Door de hoge inflatie als gevolg daarvan, jaarlijks ongeveer 30%, verdampt veel kapitaal zonder dat de bevolking heeft kunnen profiteren van de transities omdat die in de overheidsbegroting worden opgenomen. De geldontwaarding remt de ontwikkeling van het land, onderdrukt de gemeenschap en verhindert het streven naar economische zelfstandigheid. Daardoor is de regering ook in dit geval de directe veroorzaker van de verarming.

 

Growth and Development Strategy III

 

Op 13 maart 2018 publiceerde de regering van Malawi haar Growth and Development Strategy MGDS III 2017-2022. Daarin was beleid geformuleerd om stapsgewijs te komen tot een productief, concurrerend en veerkrachtig Malawi. De ambitie was gebaseerd op de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties, de United Nations Millennium Declaration. Het MGDS III was een aanpassing, omdat was gebleken dat maatregelen tegen extreme armoede en honger, de kwaliteit van het basisonderwijs, gendergelijkheid en de zorg voor moeders daarin al lange tijd onvoldoende aandacht had gekregen.

 

Het veelomvattend plan ging ook in op het ontwikkelen van duurzame landbouw en economische groei, inbegrepen de ontwikkeling van industrieën, energievoorziening, infrastructuur, waterbeheer, klimaat, milieubeheer en bevolkingsuitdagingen. Om het plan uit te voeren werd een beroep gedaan op alle Malawiërs omdat voor de transformatie een mentaliteitsverandering noodzakelijk was, een meer effectiever bestuurssysteem, verbeterde prestaties van de publieke sector, meer dynamiek vanuit de particuliere sector, ontwikkeling van menselijk kapitaal, een betere infrastructuur en ecologische duurzaamheid. Echter, richtlijnen, doelen en doelstellingen die nodig waren bij de uitvoering ontbraken. Voor de financiële dekking waren macro-economische gegevens gebruikt waaronder een veronderstelde meeropbrengst uit binnenlandse middelen (+23%). Hoewel dat voornemen een afroming is van de binnenlandse economische activiteiten werd desondanks toch een groei van 7% verwacht. Dat werd voor mogelijk gehouden indien de buitenlandse donaties en subsidies met 28% van het bruto binnenlands product (bbp) in stand zouden blijven. Ook werd een budgettaire overschrijding van $1,2 miljard als voor verantwoord gehouden ondanks de frequente devaluatie van de Kwacha en de negatieve economische indicatoren.

 

In januari 2021 lanceerde de regering een aanvulling op het MGDS III, de Malawi 2063 Vision met het doel om “…als een godvrezende natie, veilig, democratisch volwassen, ecologisch duurzaam, zelfredzaam met gelijke kansen voor iedereen, met sociale diensten, met levendige culturele en religieuze waarden en met een technologisch gedreven middeninkomenseconomie…" het land om te vormen tot een rijk, zelfredzaam en geïndustrialiseerd land met hogere middeninkomens. Het voornemen was in feite een vorm van armoedebestrijding vanwege de onevenwichtige bevolkingsopbouw, het gebrek aan vooruitzichten en de hoge jeugdwerkeloosheid. Omdat op termijn werd gevreesd voor een instabiele samenleving voelde de regering zich genoodzaakt maatregelen te nemen om vooral jongeren een perspectief te bieden door hen geschoold en gezond een zinvol en productief bestaan in het vooruitzicht te stellen. De kosten daarvoor zouden worden gedekt door het commercialiseren van de landbouw, industrialisatie en door verstedelijking.

 

Bij het uitkomen van MGDS III was een uitgebreide projectenlijst gevoegd waar donoren desgewenst uit konden kiezen om bij te dragen. Beleid en coördinatie ontbrak. De indruk bestaat dat die lijst met plannen door politieke inmenging en patronage was ontstaan; niet veel meer dan een wensenlijst. 

 

Door meetgegevens uit het verleden te gebruiken vanuit een macro-economische instabiliteit en te combineren met aannames ontstond al direct bij de uitvoering een wanorde. In financiële zin had dat onder anderen te maken met het tekort aan binnenlandse middelen die te rooskleurig waren ingeschat en de afhankelijkheid daarvan. Ook kon door onvoldoende donorsteun een aantal geplande programma’s niet uitgevoerd worden en veroorzaakten een gat in de overheidsbegroting. Verder ontstonden vertragingen in de uitvoering. Een aantal werden beëindigd door gebrek aan kennis en leiding, onvoldoende partnersteun en logistieke problemen. Door coördinatieproblemen bleken gaandeweg ook grote verspillingen te ontstaan binnen de verschillende ministeries en departementen, vaak omdat de werkzaamheden zich in verschillende stadia bevonden bij resultaatgerichte benaderingen.

 

Hieronder wordt verwezen naar een project uit de bijlage over het ontwikkelen van werkgelegenheid voor jongvolwassenen in diverse steden. Dit project kreeg een hoge prioriteit na het verschijnen van de Malawi 2063 Vision vanwege het zorgwekkend aantal jonge werklozen. Zoals gebruikelijk zijn de noden overtuigend, maar over de uitvoering is niets vastgelegd zodat het project als plan corruptief wordt. Het gaat om 17.000 nieuwe banen en 6.000 bedrijven die er niet zijn en door het absoluut gemis aan binnenlandse vraag en scholing, ook op lange termijn niet zinvol gecreëerd kunnen worden.